Naar inhoud springen

Regionale bodemkunde

Uit Atlas Examenwiki
Vakinfo
Lessen en examens
DocentKaren Vancampenhout
LesvormHoorcollege
ExamenvormSchriftelijk
Achtergrond
Studiepunten4
Wanneer?3e bach, 1e sem
ECTSLink

De studenten verwerven inzicht in de ontstaanswijze en de ruimtelijke spreiding van de bodems van België met het oog op duurzaam landbeheer en behoud van biodiversiteit.

Sinds corona is het examen schriftelijk met open vragen, hiervoor was het examen mondeling.

Handige site: Bodem en ondergrond | Departement Omgeving

2025

30 Januari

  1. Leg uit hoe een fragipan wordt gevormd en maak schetsen ter verduidelijking
  2. Hoe is het synclinorium van Dinant ontstaan?
    1. In welke streek bevindt zich dit?
    2. Welke bodems komen er typisch voor?
  3. Bodemkaart met traject en bodemseries zijn gegeven in hellingafwaartse volgorde: ZAfe, EDx, wScf; wSdf, en dan iets met veen als substraat
    1. Uit welke streek komt deze bodemkaart? Waarom denk je dat?
    2. Schets de bodemprofielen en leg uit wat elke kernserie betekent
    3. Verklaar de horizonten langsheen dit traject
    4. Welke verklaring zit er achter de verschillende bodemeigenschappen langsheen dit traject?
    5. Waarom wordt een EDx bodem ook een 'late bodem' genoemd?

2024

Januari

1 februari

  1. Hoe komt een plaggenbodem (..m) tot stand? Leg uit waarom deze vooral in de Zandstreek voorkomt.
  2. Op bodemkaarten van de Ardennen kom je Gix tegen. Wat voor bodem is dit ?
  3. Bodemkaart met profiellijn gegeven. (uit de zandleemstreek)
    1. Uit welke streek komt deze bodemkaart. Waarom denk je dat?
    2. Wat betekenen de bodems in het profiel? ZAfe - EDx - wPcC - wLdc - Lhc
    3. Teken het profiel voor elk van deze bodems.
    4. Leg uit waarom deze bodems zo zijn gevormd, de profielontwikkeling en andere bodemkenmerken.
    5. Op de kaart komen ook ijzerzandstenen voor. Waarom liggen deze hier ?

2021

Januari

25 januari

  1. Wat is een plaggenbodem? Hoe wordt deze gevormd en leg uit waarom deze vooral in de Kempen voorkomt.
  2. Het moedermateriaal in de Condroz bepaalt het reliëf, de bodem en het landgebruik. Leg uit met een schets.
  3. Bodemkaart met profiellijn gegeven. (zandleemstreek)
    1. Uit welke streek komt deze bodemkaart. Waarom denk je dat?
    2. Wat betekenen de bodems in het profiel? ZAfe - wLba - Aba0(b) - Abp
    3. Teken het profiel voor elk van deze bodems.
    4. Leg uit waarom deze bodems in elkaars buurt voorkomen.
    5. Op de kaart komt ook EDx voor. Hoe komen deze kleirijke bodems hier? Waarom is het belangrijk om hun locatie te weten?

2018

  1. Taak: verbetering van een bodemkaart
  2. Twee lijstjes gegeven. Kies een lijstje en beschrijf het verband tussen deze woorden zo nauwkeurig mogelijk. bv. Condroz - Gbbk - Kalksteen - Luvisol - Structuur B horizont - kwel
  3. Bodemprofiel gegeven en een foto van de omgeving. Beschrijf alle horizonten, zijn ze diagnostisch? Zo ja verklaar volgens Belgische classificatie en WRB. In welke streek verwacht je deze bodems? (bijvraag: landgebruik?)
  4. Stuk van een bodemkaart gegeven:
    1. In welke streek ligt dit gebied en waarom?
    2. Kies een transect (ook lengte zelf te bepalen)
    3. Bespreek de variatie in bodems langsheen dit transect. (bijvraag: wat zijn implicaties voor landgebruik en geomorfologie?

Tip: let ook goed op de kleuren die gebruikt zijn voor de verschillende bodems. Sommige bodems zijn feller gekleurd dan andere met als doel dat ze opvallen. Hier is dan een reden voor, en die vraagt hij meestal. bv. hier: gebied ligt in de Kempen dus overal podzols, maar op bepaalde plekken komen bodems voor met hogere BS en dus pH > 4.5 zodat er geen podzols konden vormen.

2016

Regionale Bodemkunde wordt gegeven door Dondeyne, mondeling.

  1. werkje maken (taak)
  2. 2 lijsten met 6 woorden kies 1 lijstje en bespreek deze woorden (eventueel linken) Voorbeelden:
    1. Zcg - Kempen- Loess - stuifzand- albic horizont - podzol
    2. ...0 (bodemcode) - leemstreek- retisol- dystric- erosie
    3. Gbbf - Alluvium - Famenne - Cambisol - Kleiaanrijkingshorizont
    4. V - Verwering - Ardennen - Stagnosol - Kleiaanrijkingshorizont
  3. bodemprofiel+ landschap: beschrijf bodemprofiel, zijn er diagnostische horizonten, welke streek ?
  4. stuk van een bodemkaart is gegeven: welke streek en waarom? teken een transect en bespreek.

2015

Januari

23 januari

  1. Verklaar: biostromen, biohermen, krijt, onder-Carboon kalksteen, boven-Devoon kalksteen, macigno, formatie van Gulpen.
    1. Situeer de termen in een geografische bodemstreek en leg de link met de typische bodemseries.
  2. Schets het ontstaan van het Kempens plateau. Illustreer het bodemlandschap en link met de voorkomende bodemseries.
  3. Bodemkaartinterpretatie
    1. In welke bodemstreek bevindt de bodemkaart zich? Geef doorslaggevende argumenten.
    2. Op niveau van de bodemkaart: schets de grote bodemlandschappen die voorkomen.
    3. Op niveau van een subgebied.
      • Selecteer een representatief traject.
      • Geef de logica van je traject.
      • Teken het geomorfologisch profiel en link met de bodemseries, inclusief horizonten, materiaal en kenmerken.
      • Bepaal voor de meest voorkomende bodemserie de diagnostische horizont en vertaal de bodem volgens de WRB classificatie.
      • Maak een legende bij het transect.
      • Geef antwoord op de volgende vragen, toegepast op de bodemkaart:
        • Hoe kan deze bodemkaart archeologen helpen?
        • Welke bodem is het meest geschikt voor landbouw?
        • Welke bodem is het minst geschikt voor landbouw?
        • Op welke bodem zou je een voetbalveld plaatsen?
        • Welk gebied op de bodemkaart zou je aan Natuurpunt aanbevelen om aan te kopen als beschermd natuurgebied?
        • Welke bodem is het beste om koolstof op te slaan om de klimaatsopwarming tegen te gaan?

2014

Januari

27 januari

  1. Uitleggen en tekenen van een podzol, grondwaterpodozl, micropodzol, wortelpozol. Ook transect tekenen en situeren in een landschap
  2. Zeepolders: de kaart is anders opgebouwd dan gewoonlijk: hoe? Teken het polderlandschap en duidt volgende dingen aan: blekgronden, gebroken kleigrond, poelgrond, kreekrug. Wat zijn sulfaatgronden?
  3. Bodemkaart:
    1. de gewoonlijke dingen, transect tekenen en uitleggen, legende maken, schetsen van gebied, belangrijke horizont aanduiden, ....
    2. niet als gewoonlijk: waar zou je co2 opslaan, waar een voetbalveld plaatsen, een natuurreservoir zetten, en welke hulp geeft deze kaart aan archelogen?

28 januari

  1. Leg de geologie en ontstaansgeschiedenis van de Famenne (depressie + kalkzoom) uit. Welke bodems vinden we er terug? Teken een transect met de belangrijkste bodems en verklaar. Link bodem - landgebruik in de Famenne (als bijvraag: welk type bos vind je op de kalkstenen en welk op de schiefers?).
  2. Hoe komt het dat we podzols kunnen vinden in de Ardennen? Welke factoren beïnvloeden dit? Teken transect.
  3. Bodemkaart zoals hierboven met bijvragen als waar zie je komgronden, rivierterassen, ...

2013

  1. Verschil tussen bio en topsequentie in de leemstreek. Hypothese van Dudal verklaren
  2. Verschillen en gelijkenissen tussen Condroz en Ardennen.
  3. Bodemkaart
  1. Wat zijn de verschillen en gelijkenissen van de bodemlandschappen van de Condroz en de Ardennen? Teken een doorsnede van het deel van de Condroz dat het meeste gelijkt op de Ardennen, plaats er de belangrijkste bodemseries op en geef een legende hiervan.
  2. Waarom wordt het onderscheid gemaakt tussen een biosequentie en een toposequentie om de bodemgenese op het Belgisch Loessplateau te begrijpen? Kan je met deze inzichten de hypothesen van Dudal en Langohr over de vorming van een textuur B horizont overeind houden
  1. Waarin verschilt de Jurastreek met de andere streken in Zuid-België en teken een doorsnede van de Semois-vallei en verklaar de overeenkomstige lagen en bodems
  2. Wat vertellen volgende elementen uit de Leemstreek ons over het onstaan van de bodem:
    1. peter en zout-vlekken
    2. een structuur B horizont die voorkomt op 25 cm
    3. het voorkomen van grint
    4. een roestige ondoordringbare laag boven een structuur B
    5. een diepe humushorizont t.o.v een ondiepe humushorizont
  1. Wat zijn de gelijkenissen en verschillen tussen Condroz en Ardennen? Welke bodems zijn gelijk? Teken een profiel met bodemseries hiervan.
  2. Verschil tussen bio en toposequentie op het loessplateau? Hoe kan het vormingsprincipe van een Bt-horizont volgens Dudal en Langohr met deze informatie toch nog juist zijn?
  1. Welke zijn de verschillen en gelijkenissen tussen de bodems van de condroz en van de Ardennen? Teken een doorsnede van dat deel van de Condroz dat het meest gelijkt op de Ardennen en geef de verwachte bodems.
  2. Waarom maakt men in de Loessbodems een onderscheid tussen een biosequentie en een toposequentie? Geef deze suequenties. Hoe kunnen de theorieën over het ontstaan van een textuur B horizon nvan Dudal en ook van Langohr overeind blijven met deze inzichten? (nota: niemand kende die theorieën).
  3. Gegeven een bodemkaart:
    1. uit welke streek is deze kaart? Geef hiervoor argumenten.
    2. geef een algemeen overzicht van deze kaart.
    3. Kies een interessant deelgebied. Argumenteer waarom het interessant is. Maak een doorsnede van uw deelgebied met de bodems en geef ook een legende.
    4. waar zou je aan duurzame landbouw doen op deze kaart?
    5. waar zou je een natuurgebied inplanten?

2010

  1. bodemgenese zandstreek (Tertiaire zanden, dekzanden, boreale duinen)
  2. Hoe kan je zien adhv een Ah en Bt dat de bodem dient voor een ander bodemgebruik? (albeluvisol (c=gevlekte textuur B) tot luvisol (a=textuur B) door ontbossing en overgaan naar Ap (ploeglaag, meststoffen, pH stijgt, homogenisatie door wormen en mollen (geen polygonale tongen meer))
  3. Ontstaan van geulen en gesloten depressies in de Leemstreek? (karren, boomval,...)
  4. Bodemkaart van de Condroz
  1. Verklaar: poelgronden, kreekruggronden, blekgronden en gebroken kleigronden + waar komen ze voor?
  2. De verschillende manieren waarop grondwater kan voorkomen en dit koppelen aan vochttrap en kleuren die er in voorkomen.
  3. Het ontstaan van de Condroz en de grote bodemlandschappen hieraan koppelen.
  4. Bodemkaart Zandleemstreek-Leemstreek en welke bodem van die ge op uw bodemkaart hebt staan zijn geschikt voor duurzame landbouw.
  1. stuifzanden, dekzanden en tertiaire zanden verschil..
  2. Hoe kan je aan de hand van morfologie van textuur B en Ah horizont de geschiedenis van het landgebruik vertellen (of zoiets)
  3. Waarom komen er in de onderste halve meter van de loesszanden soms stenen voor?
  4. Bodemkaart zandleemstreek (zijpgronden!!)

Extra vragen

Deze extra vragen komen van op Toledo (2023-2024).

Hoofdstuk 1 en 2:

Welke zijn de vijf (of zes) bodemvormende factoren uit de theorie van Hans Jenny? Pas toe aan de hand van een voorbeeld: leg uit hoe die bodemvormende factoren hebben bijgedragen aan de bodemprocessen en bodemeigenschappen van een typisch bodemprofiel uit onze streek (Luvisol, Podzol, Gleysol, Histosol)

Welke bodemvormende processen zijn belangrijk voor de vorming van bodems in Vlaanderen? Met welke bodemvormende factoren houden ze verband? Leg uit.

Hoe ontstaat een structuur B horizont?

Hoe ontstaat een textuur B horizont?

Hoe ontstaan humus en ijzer B horizonten?

Hoe ontstaan gevlekte textuur B horizonten en bodems met een fragipan?  Waarom is het van belang deze aan te duiden op de bodemkaart?

Hoe ontstaan oeverwallen en komgronden?

Wat hebben de ijstijden te maken met de noord-zuid gradiënt in bodemtextuur die we in Vlaanderen aantreffen?

Wat bedoelen we met:

  • Colluvium
  • Alluvium
  • Marien
  • Lacustrien
  • Glaciaal
  • Morene
  • Aeolish
  • Effectieve neerslag
  • Chronosequentie
  • Toposequentie
  • Hydrosequentie
  • Biosequentie
  • Lithosequentie
  • Fragipan
  • Ijsdessicatie

Hoe ontstaan gleyverschijnselen en hoe kan je ze gebruiken om de winter- en zomerstand van het grondwater af te leiden?

Hoe kan je topografie linken aan bodemvorming? Waar in het landschap vinden we de sterkste bodemontwikkeling terug? Waar in het landschap is er sprake van infiltratie, doorstroming (flow-trough) en kwel of stagnatie?

Leg uit met een voorbeeld: hoe kan een verschil in textuur de dynamiek van water doorheen het landschap beïnvloeden.

Hoe beïnvloed erosie de bodemvorming?

De mens wordt ook wel de ‘zesde bodemvormende factor’ genoemd. Geef een voorbeeld van een bodemtype waarbij de profielontwikkeling sterk door de mens werd beïnvloed.

Hoofdstuk 3:

De paleozoïsche sokkel van België mag dan in Vlaanderen niet aan de oppervlakte te zien zijn, hij heeft wel een grote invloed gehad op hoe de bodems van onze regio er nu uitzien. Leg uit hoe die sokkel ervoor gezorgd heeft dat we in Vlaanderen bijna alleen tertiaire en kwartaire sedimenten aan de oppervlakte terugvinden.

Het tertiair was een periode van transgressies en regressies van de zee. Wat voor invloed had die ontstaansgeschiedenis op de eigenschappen van tertiaire moedermaterialen in Vlaanderen?

Het kwartair was een periode van ijstijden en tussenijstijden. Wat voor invloed had die ontstaansgeschiedenis op de eigenschappen van kwartaire moedermaterialen in Vlaanderen?

Hoe ontstonden de Noord-Zuid textuurvariaties in de kwartaire sedimenten van Vlaanderen?

Welke kenmerken heeft de kwartaire löss in Vlaanderen?

In het Holoceen werden geen grote pakketten moedermateriaal meer afgezet. Er gebeurde echter wel een lokale herverdeling. Leg uit!

Beschrijf een typische natuurlijke chronosequentie in löss. Welke eigenschappen hebbende horizonten die worden gevormd?

Wat bedoelen we met:

  • Paleozoische sokkel
  • bekken van Namen
  • bekken van de Kempen
  • caledonische/hercynische/alpiene gebergtevorming
  • Londen-Brabant massief
  • massief van Brabant
  • glauconiet
  • loess, löss
  • Pleistoceen
  • Glaciaal
  • Interglaciaal
  • Vlaamse Vallei
  • Boreale stuifduinen
  • Dryas, Bölling, Allerød
  • Solifluctie
  • Vorstpolygonen
  • Desiccatiebarsten
  • Anecische regenwormen
  • Struktuurbederf
  • Ravijnerosie

Welke sporen van de felle vorstwerking in het Laat-Pleistoceen kunnen we nog terugvinden in de bodems in Vlaanderen? Leg uit!

Hoe ontstonden de valleien met vlakke bodem die we in de Leemstreek nog kunnen terugvinden onder bos?

Hoe ontstaat een fragipan?

Waarom is het voor bosbouwers en natuurbeheerders belangrijk om de ligging van Aba(b),Abc en Abc(m) bodems te kennen?

Beschrijf een toposequentie onder invloed van erosie en colluviatie.

Leg uit hoe opduikingen van tertiair substraat ervoor kunnen zorgen dat de bodemtextuur plaatselijk afwijkt in de Leemstreek.

Hoe beïnvloeden organismen de bodemvorming in de Leemstreek?

Beschrijf een typische biosequentie met en zonder regenwormen.

Hoe heeft bekalken de bodemvorming in de Leemstreek beïnvloed?

Wat zijn de troeven en uitdagingen van de bodems van de leemstreek voor landbouwkundig gebruik?

Hoofdstuk 4:

De zandleemstreek is een overgangsstreek tussen de Zandstreek in het Noorden en de Leemstreek in het Zuiden. Hoe komt dat tot uiting in het moedermateriaal?

De zandleemstreek is een overgangsstreek tussen de Zandstreek in het Noorden en de Leemstreek in het Zuiden. Hoe komt dat tot uiting in de bodemvorming en profielontwikkeling?

Hoe ontstonden de getuigenheuvels van het Hageland/Kempische heuvelrug/Vlaamse zandleemstreek?

Leg uit hoe denudatie en solifluctie hebben bijgedragen aan het lokaal opduiken van tertiaire substraten aan de oppervlakte.

Leg uit welke invloed ploegerosie heeft op de vorming van talluds. Welke bodems komen voor in de tallud en aan de voet van de tallud? Waarom?

Wat bedoelen we met ‘koude’ of ‘late’ gronden? Waarom is het voor de land- en tuinbouwbelangrijk om te weten waar deze gronden voorkomen?

Stuwwater kan erg hinderlijk zijn voor de landbouw. Hoe kan je het verschil tussengrondwater en stuwwater herkennen in een bodemprofiel?

Wat zijn de troeven en uitdagingen van de bodems van de zandleemstreek voorlandbouwkundig gebruik?

Wat zijn de troeven en uitdagingen van de bodems van de zandleemstreek voor natuurbeheer en bosbouw?

Wat bedoelen we met:

  • Basisgrind
  • Limoniet
  • Ijzerzandsteen
  • Ijzerzandsteenbijmenging
  • Placichorizon
  • Tallud
  • Puinwaaier
  • Stuwwater
  • actieve zijp
  • statische zijp
  • vivianiet

Hoofdstuk 5:

De oorsprong van het zand heeft een grote invloed op het gebruikspotentieel van de bodems uit de zandstreek. Leg uit wat de eigenschappen zijn van zand van tertiaire ouderdom. Waar vinden we dit zand vooral terug in het landschap?

De oorsprong van het zand heeft een grote invloed op het gebruikspotentieel van de bodems uit de zandstreek. Leg uit wat de eigenschappen zijn van zand van vroeg-pleistocene ouderdom. Hoe hebben die sedimenten er aan bijgedragen dat de morfologieen het natuurlijke landbouwpotentieel van de Kempische questa sterk verschilt van dat vande valleien van de Netes?

De oorsprong van het zand heeft een grote invloed op het gebruikspotentieel van de bodems uit de zandstreek. Leg uit wat de eigenschappen zijn van dekzand. Wanneer werd het afgezet?

De oorsprong van het zand heeft een grote invloed op het gebruikspotentieel van de bodems uit de zandstreek. Leg uit wat de eigenschappen zijn van stuifzand.

Zowel het klimaat als de mens hadden een invloed op het ontstaan van zandverstuivingen. Leg uit!

Hoe ontstond de Kempische heuvelrug?

Hoe ontstond het Kempisch Plateau?

Hoe ontstond de Vlaamse Vallei?

Bespreek de vorming van Podzols: welke horizonten zijn aanwezig en door welke processenkwamen ze tot stand?

Bespreek hoe de bodemmorfologie verandert langs een hydrosequentie in dekzand.

Wat zijn plaggenbodems (..m)? Hoe, waarom en waar kwamen ze tot stand?

Wat zijn de troeven en uitdagingen van de bodems van de zandstreek voor landbouwkundig gebruik?

Wat zijn de troeven en uitdagingen van de bodems van de zandstreek voor natuurbeheer en bosbouw?

Wat bedoelen we met:

  • dekzand,
  • stuifzand
  • (boreale) stuifduinen
  • Kempische heuvelrug
  • Paraboolduinen
  • Ortstei
  • Veenbodems
  • placic horizon
  • spodic horizon
  • moerasijzererts
  • aluminium toxiciteit

Hoofdstuk 6 en 7:

Hoe ontstaan de typische eigenschappen van oeverwallen en komgronden?

Kaartoefeningen

Elk examen bevat een kaartoefening. We deden er zo een heel aantal samen tijdens onze virtuele contactmomenten. Bij de Leemstreek heb ik een paar van die oefeningen als voorbeeld helemaal uitgewerkt zoals jullie ook zullen moeten doen op het examen. Een kaartoefening bestaat telkens uit een blind extract uit de bodemkaart (zonder plaatsnamen)waarop een transect is getekend. Daarbij komen steeds de volgende vragen aan bod:

  1. Uit welke streek komt deze kaart. Waarom denk je dat? (één argument is goed, twee is beter)
  2. Wat betekenen de bodemseries? -> hierbij mag je je compendium gebruiken
  3. Maak een profieltekening van elke serie -> hierbij is het belangrijk dat ik kan zien dat je de juiste opeenvolging van de horizonten begrijpt. Vergeet ook niet om eventuele substraten, roestvlekken of bijmengingen aan te geven.
  4. Verklaar waarom je die bodems in elkaars buurt terugvindt -> hier gaat het steeds om een situatie gelijkaardig aan de sequenties die we in de les hebben besproken. Denk dus goed na waar je een vergelijkbare opeenvolging van bodems bent tegengekomen in de cursus.
  5. Eventueel een bijvraag over wat er nog meer op het kaartuittreksel te zien is.