Naar inhoud springen

Fysische geografie

Uit Atlas Examenwiki
Versie door Domino (overleg | bijdragen) op 22 dec 2023 om 16:25 (Examenwiki van Merkator gekopieerd naar hier)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Vakinfo
Lessen en examens
DocentGert Verstraeten
LesvormHoorcollege
ExamenvormSchriftelijk
Achtergrond
Studiepunten6
Wanneer?2e bach, 2e sem
ECTSLink

Het hoorcollege en de oefenzittingen worden geëvalueerd tijdens een examen in juni dat volledig op de computer wordt afgelegd. Voor het theoriegedeelte krijg je 2u tijd om 30 vragen te beantwoorden, daarna krijg je nog een 1u tijd om het praktijkexamen af te leggen. Indien je niet slaagt voor het theoriegedeelte maar wel voor de praktijk kan je ervoor kiezen om deze punten mee te nemen naar augustus en dus enkel nog het theorie-examen af te leggen.

De excursie wordt geëvalueerd op basis van de medewerking en een verslag.

De excursie vormt een essentieel onderdeel van dit opleidingsonderdeel. Bij niet-deelname aan deze activiteit voldoet de student niet aan de voorwaarden om het examen af te leggen en zal dan ook gequoteerd worden als 'niet afgelegd'. In geval van een gewettigde afwezigheid dient een vervangopdracht te worden uitgevoerd na overleg met de titularis, en blijft de excursie verplichte leerstof.

Het niet indienen van verslagen (excursie en/of practicum) geeft eveneens aanleiding tot een quotering voor gans het opleidingsonderdeel als 'niet-afgelegd'. Te laat ingediende verslagen en/of verslagen van een lage kwaliteit worden gesanctioneerd met een lagere score op het eindresultaat.

De puntenverdeling is als volgt: 15 op het theorie-examen, 3.5 op het praktijkexamen en 1.5 op de excursie

2023

Juni

19 juni

Theorie (op toledo)

Reliëfvormen en figuren

  • hoogtelijnenkaart gegeven en vier gebieden aangeduid: wat zijn de krommingen?
  • hoogtelijnenkaart (van Semois) gegeven: identificeer aangeduide landschapselementen + wat voor type rivier?
  • hoogtelijnenkaart (van glaciaal gebied) gegeven: identificeer aangeduide landschapselementen
  • Textuurdiagram (driehoek) gegeven:
    • voor welke classificatie wordt deze gebruikt?
    • Wat voor textuurklasse is een bodem die voor 15% uit klei en voor 25% uit zand bestaat?
  • Hjulstrom-diagram gegeven zonder titels van assen of met de zones aangeduid.
    • Wat zijn de zones op de figuur? Wat zijn de titels van de assen? Hoe noemt men deze grafiek?

20 foto's en/of begrippen uit de cursus: wat is het? Soms ook een bijvraag, bv profielontwikkeling podzol, vormingsproces point bars, ..

  • podzol, Cvijic, doline, blockfield, barchaanduin, palsa, verwilderde rivier, point bar,

Open vragen

  • Gegeven zijn vier hydrografen. Deze zijn van toepassing op het Dijlebekken (850 km²) en het bekken van de Bellebeek (100km²), voor een zomers neerslagevent van 60mm op 2u tijd en een winterse vochtige periode waar 200mm regen valt op 2 weken. Welke hydrograaf hoort bij welk bekken voor welke periode? Het bekken van de Bellebeek is in veel sterkere mate verhard dan dat van de Dijle. Verklaar aan de hand van verschillen in afvoertypes.
  • Gegeven: kaart van NPP in Afrika. Bespreek en verklaar de verschillen in NPP tussen de aangeduide gebieden (Congo, Sahel, Sahara, Somalië, Ethiopisch hoogland, West-Zuid-Afrika en Oost-Zuid-Afrika. Bespreek ook de verschillende bodemtypes die we in deze gebieden kunnen verwachten.
  • Gegeven is een bodemkaart en hoogteprofiel van een gebied in het Demerbekken. Aanwezig is een kalkrijke lösslaag met lemig tot zandlemige textuur. Bespreek de volgende zaken, niet per se in deze volgorde:
    • Verklaar voor minstens 5 bodemtypes de lettercodes van de Belgische classificatie.
    • Maak de vertaalslag tussen de Belgische bodemtypes en die van de WRB. Op basis waarvan doe je dit?
    • Bespreek het verband tussen geomorfologie, topografie en bodemtype.
    • Kan je onderscheiden welke delen van het gebied gekenmerkt worden door erosie en welke door accumulatie?

Praktijk (in een worddocument)

Gegeven: een DEM, een topografische kaart en één punt (vector) + advies om GRASS te gebruiken

  • In welk projectiesysteem staan de gegeven kaartlagen? Is dit geografisch of geprojecteerd?
  • Hoe groot is het rivierbekken van de Little Porto Magie River? Het eindpunt van de stroom is aangegeven met het punt.
  • Welke tools heb je hiervoor gebruikt? Lijst ze op.
  • Maak een afgewerkte kaart, die je hieronder invoegt, van het rivierbekken, met het bekken als rode polygoon. Geef ook het riviernetwerk weer.
  • Wat is de drainagedichtheid van dit rivierbekken? Is dit eerder grof, gemiddeld of fijn?
    • Bereken dit door een attribuut lengte toe te voegen aan de rivierenshapefile (layer attributes > field calculator > new field > $length) en vervolgens met de tool 'statistics for fields' de totale lengte van het riviernetwerk te bepalen.
  • Wat voor type structureel reliëf is aanwezig in dit gebied?
  • Wat voor typische landschapselementen voor dit reliëf kan je herkennen op het DEM?
  • Voeg hieronder een representatief hoogteprofiel toe van het gebied waarop je twee kenmerkende landschapselementen aanduidt.  Het hoogteprofiel moet niet afgewerkt worden in excel, en je mag erop aanduiden in bv Paint.
  • Wat voor type drainagenetwerk is aanwezig in het gebied? Dendritisch, centripetaal, tralievormig of parallel?

2022

Juni

17 juni

Er waren twee reeksen, een reeks om 08u en eentje om 9u.

Theorie reeks 1

Theorie reeks 2

  • Het herkennen van profiel en planvormen op hoogtelijn (convex, concaaf, rechtlijnig) (12p)
  • Herkennen van landvormen op een tekening met hoogtelijnen (10p)
  • Vraagje van een foto en zeggen of da structureel reliëf was en hoe rivieren liepen (3p)
  • Van een meanderende rivier zeggen hoe die stroomt (5p)
  • Invullen van weggelaten woorden op grafieken
    • Eentje van duinen (7p)
    • Eentje van rivieren (zo recht, meanderend of gevlochten) (10p)
  • Een punt aangeduid op die bodemdriehoek, zeggen hoeveel silt aanwezig (3p)
  • Tien fotos herkennen (soms ook een extra uitlegje) : tafoni/ honinggraat, desert pavement, alluviale puinwaaier, sea stack, torenkarst , een eind morene , aklé-duin ..
  • Tien woorden verklaren : recovery, denudantie, erg, solifluctie, lunettes, calcifulg, strandberm, return flow , combe , ?
  • Open vragen
    • Hoe verloopt het regime van de Nijl
    • Een transect geven in Eurazie. Verklaar de verandering in NPP
    • Een bodemkaart en een hoogtelijn gegeven  (in Neerijse): Verklaar 5 letter codes, leg de link met topografie, bodemeigenschappen. Link met WRB classsificatie (en waarom) Op welke plaatsen sterke sedimentatie en erosie

Praktijk reeks 1

  1. Bespreek of het DEM een geografisch of geprojecteerd referentiesysteem is en wat de naam ervan is.
  2. Maak een schaduwkaart en zorg dat de helling in het NO een blauwe kleur heeft.
  3. Vraag over het rivierbekken extraheren alle tools geven
  4. Structureel relief ja of nee? Waarom en geef met een hoogtelijn de belangrijkste kenmerken aan van de landvorm
  5. Met welke tool kan je het een kromming tonen en hoe werkt dit en waarom is dit nuttig?

Praktijk reeks 2

  1. DEM gegeven : is het geografisch of geprojecteerd? Wat is naam van referentiesysteem? Wat is de resolutie (2p)
  2. Hoogtelijnen met equidistantie van 100m  maken en afgewerkte kaart ervan maken (4p)
  3. Rivierbekken (15p)
    1. Wat is de opp van het rivierbekken?
    2. Welke tools gebruikt
    3. Maakt afgewerkte kaart met rivierbekken op een schaduwkaart en ook riviernetwerk
    4. Bereken de drainagedichtheid (vergeet ni da da in km/km² is)
  4. Structureel reliëf (6p of 7p)
    1. Is het een structureel relief, zo ja welk ?
    2. Hoe is het ontstaan ?
    3. Duid aan op een profiellijn 2 belangrijke punten die je antwoord illustreren. Duid ook de gelaagdheid van de geologie aan (mag met paint)
  5. Met welke tool maak je een krommingskaart? Hoe werkt dat en waarom nuttig ? (3p ofzo? )

2021

Juni

3 juni

Deel arcmap

  1. Staat dit in een geografisch coordinaten systeem?
  2. Wat is de projectiesysteem?
  3. Bereken de oppervlakte van het rivierbekken
  4. Welke stappen heb je hiervoor gebruikt in arcmap
  5. Maak een kaart van het geextraheerde rivierbekken met de rivieren op en zet op de achtergrond een schaduwkaart van het gebie
  6. Welk structureel relief is het hier
  7. Neem een hoogteprofiel en duidt 2 kenmerken van dit structureel reliëf aan en benoem

Deel theorie

  1. Kaartje met convexe/concaaf/rechtlijnig aanduiden
  2. Een paar vragen waar hoogtelijnen kaarten zijn op getoond en er naar landvormen gevraagd wordt.
  3. 10-tal afbeeldingen van landvormen die benoemd moesten worden. (onderanderen kegelkarst, massabwegingen, butte,..)
  4. 10 woorden die uitgelegd moesten worden
    1. Metaevenwicht
    2. Peinobioom
    3. Polje
    4. Crevasse
    5. R-kanaal
    6. Cluse
    7. Mui
    8. ...
  5. 3 grafieken aanvullen
    1. Driehoek van de bodemtextuur
    2. Driehoek van de verschillende soorten riviermondingen
    3. Grafiek van iets met rivieren op de x en y as
  6. 3 grotere vragen
    1. Hydrograaf gegeven zonder as namen -> moesten aanvullen en 4 verschillende curves gegeven en die moeten uitleggen
    2. Kaart van NPP en bodemkoolstof van USA gegeven. Deze variaties langsheen een traject uitleggen.
    3. Bodemkaart gegeven van Belgische classificatie en moesten 5 3-letter codes uitleggen langsheen een traject en linken aan de WRB bodemtypes en aan de topografie. En afleiden waar sedimentatie of erosie plaatsvindt.

2020

Juni

18 juni

  1. Veel landvormen, begrippen en foto’s herkennen/uitleggen, glaciale en periglaciale is belangrijk (echt 20 van de 30 vragen zijn gewoon dit)
  2. Belgische bodemkaart gegeven en een transect hierop: (20punten)5 drielettercodes bespreken, wat betekenen ze?
    1. kan je ze in verband brengen met de topografie?
    2. kan je ze linken aan WRB-bodemtypes?
    3. waar komen deze bodems voor, welke factoren zijn belangrijk bij het bepalen van het bodemtype?
    4. kan je aan de hand van de bodems plaatsen afbakenen waar erosie of sedimentatie plaatsvindt?
  3. Kaart gegeven van NPP verdeling in Afrika. (10punten)
    1. uitleggen wat NPP is
    2. verdeling NPP verklaren
    3. WRB-bodemtypes bespreken langs N-Z transect
  4. Vraag over rivieren en debieten en afstroom (10punten)
  5. Gegeven:
    1. vier grafieken van debiet over tijd.
    2. twee rivierlopen met toestroom gebied gekend (groot><klein) en landgebruik (veel akker, weiland en bos >< sterk bebouwd).
    3. twee neerslag events (200mm verspreid over twee weken >< 600mm op enkele uren tijd) VRAAG: koppel de juiste grafiek aan de juiste rivier en neerslag event. Leg uit waarom en bespreek welke afvoersystemen belangrijk zijn voor het vormgeven van de grafieken.
  6. Herkennen van convex, concaaf en rechtlijnig op een hoogtelijnenkaart

2017

Juni

22 juni

Eerst vragen in ArcMap, 1h30 tijd voor. Dan theorie (2h30 tijd incluis mondeling). Theorievragen allemaal zonder pc. ArcMap moet zonder Google Earth, basemaps mogen wel.

ArcMap-vragen

  1. Convex/concaaf benoemen op basis van hoogtelijnenkaart.
  2. Topografgische kaart en DEM gegeven. Bepaal orde en oppervlakte van gebied. Ook stroombekken bepalen.
  3. Structureel reliëf op basis van deze kaarten uitleggen en geomorfologische kaart tekenen.
  4. Fossiel pediment op kaart herkennen (meerkeuze).

Mondeling: 

  1. Toon de verschillende types riviermondingen (minstens 5) op minstens 3 continenten en geef hierbij de belangrijste kenmerken die voor dit type monding zorgen. Gebruik hierbij verplicht figuren, grafieken en schema's.
  2. Mondeling: Gegeven een bodemkaart van een België (gebiedje rond de Demer ergens), topografische kaart en hoogteprofiel.
    1. Situeer het hoogteprofiel op de kaart, zeg welke bodems er voorkomen volgens de FAO WRB-classificatie (dus bv. podzol).
    2. Wat kan je zeggen over de drainering van dit gebied?
    3. Zijn er zones met intense erosie of sedimentatie?

Theorie

  • 10 woordjes verklaren en eventueel schetsen:  NPP, oligotroof, combe, secunaire successie, N-kanaal, resilience, reg, resurgentie
  • 6 afbeelding benoemen: (reeks I): bodem met diagnostische horizont, soort bergafstorting, tarn, ...
  • Teken een gletsjerprofiel, duid daarop de verschillende soorten van transport aan, de verschillende bronnen van puin en de verschillende ophopingsplaatsen

Augustus

30 augustus

Eerst vragen in ArcMap, 1h30 tijd voor. Dan theorie (2h30 tijd incluis mondeling). Theorievragen allemaal zonder pc.

ArcMap-vragen

Mondeling

  1. Verklaar de variatie in NPP over Afrika. Leg ook uit hoe de fysische processen elkaar beïnvloeden (klimaat, vegetatie, verweringsprocessen en bodems). Teken een kaart en figuren en/of schema's.
  2. 3 bekkens gegeven met verschillende oppervlakte (Dijle, Amblève, Bellebeek)
    1. Vergelijk afvoerprocessen. Indien korte regenbui (60mm/u) of lange regenperiode (200mm/2 weken)
    2. (Das dus debietgrafieken, afspoeling,...)
    3. 3 rivierbekkens gegeven: Dijle (850km², akkerlanden), Amblève (1000km², bossen), Bellebeek (350 km², verstedelijkt). Teken de debietshydrografen voor een intense regenbui (60mm op een uur) en een lange natte periode (200mm op 2 weken). (Je moest dus 6 hydrografen tekenen)
    4. Leg de verschillen en processen uit.

Theorie

  • 10 woordjes verklaren en eventueel schetsen: metastabiel, Inselberg, Aklé-duin, calcrete, aquiclude, ventifact, recovery, R-channel, pingo, primaire succesie
  • 6 afbeeldingen benoemen (o.a. acrisol, barchanen, talus cone, verwilderde rivier, ...) (Omdat het herexamen was kreeg je 2 reeksen en mocht je kiezen welke je maakte)
  • Bodemkaart van gebied rond Neerijse. Geef drie lettercombinaties die veel voorkomen en verklaar wat dit betekent. Welke FAO-bodem is dit dan? Schets ook de bodemprofielen en vermeld de diepte van de horizonten.

2016

Juni

14 juni

  1. Je krijgt een topografische kaar van een gebied in de buurt van Leuven, met daarbij een Belgische bodemkaart. Op een apart blad staat een hoogte profiel van een transect getekend (van punt A naar C, meer ergens in het midden punt B, dat hierin een knik maakt). Bepaalt op je topografische kaart waar dit transect getekend is. Welke bodems hier voor komen (volgens WRB en FAO, kunnen linken met Belgische bodemkaart (weet dus bvb waar Abp voor staat). En waar treedt mogelijk veel erosie op. + waar/hoe accumulatie en wat met de waterafvoer
  2. Werk op google earth (als ze niet vast loopt tenminste).
    1. Verklaar de variatie in NPP over noord Amerika. Linkt dit met klimaat, vegetatie, verweringsprocessen en bodems (de man heeft echt een passie voor grond). Ondersteun je antwoorden met grafieken en modellen gemaakt op google earth.
  3. defenitie van woordjes (mesa, dynamisch evenwicht, roche moutonnée, …)
  4. Foto's benoemen (proces of structuur, waarvan 1 bodem).
  5. Teken een thermogradiënt van een bodem met een continue permafrost (in volle lijn) en een talik (stippelijn) in zomer en winter.

16 juni

Reeks voormiddag:

(kregen tijd van 10 tot 14u, de eersten waren buiten om 14u15, de laatsten tegen kwart voor 3.)

  1. Vraag in Arcmap (1u30 tijd voor, en dat is echt te weinig dus hard doorwerken):
    1. hellingsvormen herkennen
    2. gegeven een topografische kaart en een DEM. Geef bifurcatieratio, orde van het gebied en een kaartje van de segmenten per orde volgens Strahler.
    3. gegeven een DEM : is dit een structureel reliëf? Zo ja welk, geef een transect waarop je belagrijke kenmerken van dit reliëf aanduid, maak een geomorfologische kaart waarop je de belangrijkste kenmerken van dit reliëf aanduid.
  2. Vraag in Google Earth (met mondelinge verdediging): Toon de verschillende types riviermondingen (minstens 5) op minstens 3 continenten en geef hierbij de belangrijste kenmerken die voor dit type monding zorgen.
  3. Mondelinge verdediging: gegeven een bodemkaart van een België (gebiedje rond Betekom met de Dijle erin) (in de legende staat dus vb Zfe), een topografische kaart van het gebied en een hoogteprofiel. Situeer het hoogteprofiel op de kaart, zeg welke bodems er voorkomen volgens de Europese classificatie. Wat kan je zeggen over de drainering van dit gebied? Zijn er zones met erosie of sedimentatie?
    1. Tip: hij vraagt (mondeling) ook naar de interpretatie van de Belgische classificatie (waarvoor staat de eerste, tweede en derde letter en een (vb.) Zfe bodem, wat houdt dat dan in?)
  4. 10 woordjes om te verklaren (NPP, oligotroof, combe, secunaire successie, N-kanaal, resilience, reg, resurgentie)
  5. 6 afbeeldingen    
    1. (reeks III) (meanderende rivier met afzettingsbanken, tor, bodemprofiel, nunatak, een vage foto van een rivier in een vlakte of zo, ...)
    2. (reeks VI) (debris flow, talus cone, zelfde vage foto van rivier, acrisol met argic horizon, barchanen, eindmorene)
  6. Teken een gletsjerprofiel, duid daarop de verschillende soorten van transport aan, de verschillende bronnen van puin en de verschillende ophopingsplaatsen.

Reeks namiddag:

  1. Arcmap:
    1. hellingsvormen herkennen
    2. bekken en rivieren exraheren, strahler, bifurcatio
    3. Welk structureel reliëf, verklaar (Grand Canyon)
    4. Geomorfologische kaart
  2. Mondeling 1: pluspunt indien met GE (je kreeg een file met allemaal lagen van bodems en neerslag enzo)
    1. Vergelijk het koolstofgehalte in de bodems van Zuid-Amerika. Geef betrokken processen in volgorde van belangrijkheid, en het verband ertussen (neerslag, temperatuur, bodems, klimaten, biomen,...)
  3. Mondeling 2: 3 bekkens gegeven met verschillende oppervlakte (Dijle, Amblève, Bellebeek)
    1. Vergelijk afvoerprocessen. Indien korte regenbui (60mm/u) of lange regenperiode (200mm/2 weken) (Das dus debietgrafieken, afspoeling,...)
  4. Foto's (reeks II): Meander, bodem (was podzol denk ik), sterduin, anastomoserende rivier, hangende vallei, potholes
  5. Verklaar, met tekening indien mogelijk:
    1. Metastabiel, Inselberg, aklé-duin, calcrete, aquiclude, ventifact, recovery, R-channel, Pingo, primaire succesie
  6. Gegeven: Belgische bodemkaart
    1. Kies drie bodems die er veel op voorkomen, geef letterverklaring (alle 3)
    2. Geef overeenkomstige FAO naam, Teken bodemprofiel met juiste dieptes voor de horizonten

2015

Juni

18 juni

Theorie:

Grote vragen

  1. Gegeven: Bodemkaart met Belgische (!) classificatie + topografische kaart van de omgeving rond Betekom evenals een dwarsprofiel die de hoogte weergeeft. A) Teken het profiel op de topografische kaart B) Leg aan de hand van dit profiel uit welke bodems we tegenkomen langsheen dit profiel C) Hoe zouden deze bodems worden ingedeeld volgens FAO-bodemclassificatie? D) Welke accumulatievormen treden er op? E) Wat kun je vertellen mbt de waterafvoer in de verschillende gebieden
  2. Een rivier vertoont een bepaalde evolutie langsheen zijn loop. Bespreek dit aan de hand van de loop van de Niger in Afrika. Kies een aantal (minstens 4) locaties uit en bespreek aan de hand hiervan. Voor deze oefening mocht Google Earth gebruikt worden inclusief een aantal lagen die info gaven over de neerslag, het klimaat etc. Er werd min of meer verwacht dat ge uw uitleg in een word bestand schreef, inclusief prentjes en dan uploadde via Toledo, eventueel met een kmz erbij.

10 begrippen uitleggen: onder andere: Muren, NPP, NADW, Polje, secundaire successie, …

6-tal prentjes: onder meer van een horn, een meanderende rivier, een bodemprofiel, …

Teken een hoogteprofiel van een gletsjer en duidt hierop de accumulatiezone en de ablatiezone aan. Bespreek ook welke sedimenten er in/rond een gletsjer worden vervoerd. (Of iets in die aard)

Oefeningengedeelte

  • Hellingsprofielen benoemen
  • Herprojecteren van een DHM
  • Rivierorde berekenen (Rivierennetwerk extraheren uit DHM en dan Strahler)
  • Watershed – oppervlakte berekenen
  • Kaart met Geomorfologische structuren aanmaken

24 juni

  1. Hydrologische processen
  2. Noord-Amerika, verschil in NPP verklaren in GE adhv verschillende kmz-files (temperatuur, biomen, neerslag, ..)
  3. 10 begrippen( + liefst een tekeningetje)
  4. prentjes benoemen (oa bodemprofiel)
  5. oefeningen: hellingsprofielen, riviernetwerk, DEM: geomorf. kaart

September

2 september

(totale tijd: 3u30)

  1. 2 rivieren (Geul in Nederland & Leth in Oostenrijk): bespreek planvorm, geomorfologische processen- welke spelen een rol, welke andere factoren vh fysisch systeem spelen een rol. vergelijk ze & liefst staven met grafieken, figuren, .. in google earth.
  2. 10 woordjes: Bornhardt, Cluse, Desert Pavement, Karren, Mesotroof, Esker, Till, Creep, NPP
  3. 6 figuren waaronder een bodemprofiel
  4. Teken het profiel van de temperatuur met de diepte in een permafrostgebied en duid talik in stippellijn aan. maak een onderscheid tussen zomer en winter
  5. oef: (1u30 tijd)
    1. Hellingsvormen benoemen
    2. Referentiesysteem van het DEM geven
    3. Orde en oppervlakte van eht bekken van de Middle Porto Agie River stroomopwaarts van de stad Lander. + tools geven die je hebt gebruikt
    4. Structureel relief, zo ja welk? illustreer adhv welgekozen dwarsprofielen en duid gelaagdheid aan + belangrijke landschapselementen. en maak er een geomorfologische kaart van
    5. Voor wat wordt fill gebruikt

2014

Juni

19 juni

08u30 - 10u30 (Reeks 7)

Deel Prof. Govers

  1. Kleien maken een belangrijk deel uit van bodems. Geef enkele voorbeelden van kleien en hun structuur. Hoe beïnvloeden ze de pH, de CEC en de BS? Hoe wordt dit vertaald in de (chemische) vruchtbaarheid van de bodem? Bespreek vervolgens de evolutie van de chemische eigenschappen van de bodem over tijd na (i) het afzetten van loess en (ii) het afzetten van dekzanden aan het einde van de laatste ijstijd. Toon hierbij ook aan wat je van bodemclassificatie kent. Hierbij worden de volgende eigenschappen van de twee bodems gegeven.
  2. (a) Volgend kaartje geeft de neerslagverdeling van Australië. Benoem de belangrijkste factoren die deze verdeling bepalen. (b) Leg precies uit wat recovery betekent. Wat is de kritische waarde? Geef ten minste twee voorbeelden waarvoor dit concept kan toegepast worden. (c) Leg onderstaande figuur uit. Wat voor implicaties heeft dit? (d) Leg onderstaande figuur uit.

Deel Prof. Poesen

  1. Verklaar kort de volgende termen. Voeg schetsen, grafieken, blokdiagrammen, enz. toe waar nodig.
    1. Nabkha
    2. Corniche
    3. Monadnock
    4. Avulsion
    5. Ponor
  2. Leg onderstaande grafiek uit.

2013

Reeks 1:

  • Excursie: Duid de geomorfologische eenheden aan van Ault tot de monding van de Somme. Schets aan de hand van 3-4 kaartjes hoe de evolutie over 10.000 jaar verlopen is.
  • Bodemkaart België: exact dezelfde vraag als in 2009-2010
  • Bespreek het regime van de Nijl en bijrivieren. Gebruik zoveel mogelijk schema's/grafiekjes. Bespreek ook de ecologie en het ruimtelijk spreidingspatroon hiervan.
  • 6 afbeeldingen
  • 10 woordjes (oxbow meer, creep, talik, polje, nunatak, esker...)
  • Teken een debietshydrograaf na een intense, langdurige regenbui voor een sterk verstedelijkt gebied en voor een gebied met half bos, half akkerland. Duid ook de begrippen aan.

Reeks 2:

  • Excursie: Schets en vergelijk de korte en lange termijn evolutie van de kustzone tussen Audresselles en Cap Blanc Nez. Welke geomorfologische processen vinden er plaats en hoe wordt hun intensiteit/voorkomen bepaald door klimatologische, lithologische en biologische kenmerken?
  • Bodemkaart ergens nabij Betekom, topografisch kaart van de regio, opgemeten hoogteprofiel door LIDAR langs bepaald traject. Zoeken hoe dit op het kaartje getrokken was en bodems langs transect bespreken. Waarom komen ze hier voor? Hoe kunnen we ze beschrijving met de Belgische classificatie en WRB? Waar zal erosie en waar zal sedimentatie plaatsvinden op het profiel (zelfde vraag 2009-2010)?
  • Sensivity, relaxation, evenwicht en recovery aan de hand van rivier in België en Franse Alpen (zelfde vraag 2009-2010). Verklaar hoe het komt dat in België de rivieren meanderend zijn gebleven en in de Alpen verwilderd geworden zijn?
  • 10 woordjes: polje, NPP, NADW, secundaire successie, talik, N-channel, muren, wind gap, peneplaine, reg, muurstructuur
  • 6 afbeeldingen met 1 bodem
  • Teken een gletsjer en laat zien hoe en waar sedimenttransport plaatsvindt en van waar het sediment komt. Welke accumulatievormen kunnen er ontstaan?

2010

  1. excursie: bespreek op kaart de geomorfoligische eenheden boven noorden van ault welke we gezien hebben op excursie. teken ook enkele kaartbeelden hoe de evolutie is gegaan
  2. we kregen een bodemkaart van een deel in belgie. We hier ook een topografisch kaartje van. Dan kregen we een doorsnede/profiel en moesten we zoeken hoe die getrokken was op de kaart (welliswaar met een hoek!). Daarna moesten we bespreken welke bodems daar op dat traject ligt en waarom. Ook welke bodems volgens FAO hierbij zouden passen. Ook welke accumulatievormen zich kunne vormen. En ook welk drainagetype.
  3. bespreek de monding en processen die hiervoor verantwoordelijk waren van: De mississippi, de ganges, de nijl (voor en na aswandam), de donau en de schelde
  4. 10 woordjes uitleggen (oa: tafoni, oligotroof, mesa, spit,...)
  5. zes foto's benoemen waarvan een bodem
  6. tekenen van temperatuursverloop onder een continue permafrost, een discontinue en een talik.
  1. Excursie: Bespreek de kustevolutie op lange en korte termijn voor het traject Audresselles-Cap Gris Nez. Bespreek aan de hand van lithologische, biologische en ? kenmerken. Gebruik de gegeven topografische kaarten.
  2. Ook een bodemkaart, topografische kaart en profiel
  3. Zowel in de Belgische leemstreek als in de kleine bekkens in de franse alpen heeft er de laatste 1500 jaar erosie plaatsgevonden. Zowel in Belgie als in Frankrijk waren er in oorsprong meanderende rivieren. In de Alpen zijn de meanderende rivieren naar braided rivieren overgegaan en in België zijn ze meanderend gebleven, alhoewel op beide plaatsen de klimatologische omstandigheden dezelfde zijn gebleven. Leg de volgende begrippen zo volledig mogelijk aan de hand van dit voorbeeld uit: relaxation, sensetivity, evenwicht en recovery. Verklaar ook waarom de evolutie zo verschillend is.
  4. 10 woordjes: muren, wind gap, reg, peneplaine, polje, NPP, NADW, N-channel, talik, secundaire successie
  5. 6 foto's met een bodem
  6. Teken een lengteprofiel van een gletsjer (bodem en bovenkant) met daarop aangegeven de ablatie en accumulatiezone en de verschillende vormen van sedimenttransport door de gletsjer. Geef aan wat de verschillende herkomstbronnen en processen zijn van het puin dat een gletsjer transporteert en in welke accumulatievormen ze kunnen terechtkomen.

2008

Verstraeten:

  • catena geven van Seatlle tot florida en al de afvoer en erosie processe in een rivier bekken geven.
  • bespreek een graded rivier die begint in het hoogtegebergte en via een grote laagvlakte naar de oceaan stroomt op vlak van sedimentologie en morfologie. teken min. 3 dwarsdoorsneden van die rivier.
  • bespreek (schematisch) van Centraal Europa tot aan de evenaar het klimaat, de bodem, de vegetatie en de belangrijkste processen.
  • (zonder voorbereiding) kaartje van een meanderende rivier: in welke richting stroomt het water?
  • (zonder voorbereiding) driehoek van het belgisch textuurdiagram:welke letter krijgt een bodem met 60% silt en 30% klei.
  • figuur op slides met zo in linkerboven hoek een rechte rivier en in de rechter onderhoek een verwilderde: geef de kenmerken die de morfologie van een rivier bepalen aan de hand van deze figuur en schrijf de assen op de figuur.
  • bespreek het bekken van de nijl. Beschrijf de verweringsprocessen, klimaten, bodemtopologien, biomassaproductie en geef de consequenties voor het rivierregime van de nijl.
  • mijn bijvragen: figuur met Aba en Abp bodem in meerdaalwoud: vertaal naar Wrb en iets met van de koolstofcyclus: leg missing sink uit.
  • bespreek een graded rivier die begint in het hoogtegebergte en via een grote laagvlakte naar de oceaan stroomt op vlak van sedimentologie, erosie en morfologie. teken min. 3 dwarsdoorsneden van die rivier. Geef hierbij ook de overgangen.
  • bespreek (schematisch) van Centraal Europa tot aan de evenaar het klimaat, de bodem, de vegetatie en de belangrijkste processen.
  • 2bodems van belgische klassificatie en vertaal naar wrb
  • hulstrom diagram, benoem de assen
  • de processen van waterafvoer (dus troughflow, baseflow, infiltration excess enz)en van erosie (spat, sheet wash, rill en gully, bron) in een rivierbekken bespreken, en of deze processen veranderlijk zijn in de ruimte (variable source area concept).
  • voor het Nijlbekken de relatie tussen klimaat, vegetatie, bodemtypologie, verwering en biomassa bespreken en de invloed van deze factoren op het rivierregime.
  • catena van Aralmeer tot Noordpool, met aanduiding van klimaat, vegetatie, ...
  • 4 stellingen die vooral gingen over rivieren 

Paulissen:

iets van ault en heel de vorming van het appalachisch relief en hoe een rivier hierop loopt.

  • kaartje van het Atlasgebergte met structureel reliëf. °analyseer het reliëf °schets een profiel langs ab en benoem de onderdelen van het structureel reliëf
  • geef de kenmerken van de marien beïnvloede milieus aan de Belgische en Noord-Franse kusten. (eerste vraag: wat versta je onder marien beïnvloede milieus)
  • kaartje van atlas gebergte: maak relief analyse (= beschrijf het relief) + geef een profiel en duidt alle structurele reliefs aan en geef op die manier een interpretatie van het gebied.
  • bespreek de verschillende manieren met betrekking tot ZANDstranden aan Nfranse en belgische kusten om 1 erosie tegen te gaan en 2 het strand te behouden/herstellen. Het antwoord krijgt een meerwaarde als je er de kustwetmatigheden bij betrekt...
  • geef alles van rivierterassen
  • Foto van Cap blanc nez en cap griz nez (bij eb), bespreek adh van de foto: - de afzettingen van de laatste getijde - de afzettingen van de voorbije getijden - de evolutie van de klif - waar komen de sedimenten vandaan
  • reliefanalyse en interpretatie van een kaart langs de Maas
  • het belang van de schaal aantonen aan de hand van een voorbeeld naar keuze van op de excursie
  • Bespreek het model van Davis en bespreek en vergelijk ook nog de andere modellen die bestaan.
  • Ge krijgt een kaartje van duinen: structuren aanduiden, zeggen hoe ze ontstaan zijn en de evolutie van het duinengebied weergeven.

2007

Eerste zit

Verstraeten

  1. Bespreek de evolutie van het kustgebied tussen Cap Gris Nez en Cap Blanc Nez. Welke zijn de huidige processen die plaatsvinden? Worden deze beïnvloed door lithologie, biografie, klimaat?
  2. Geef de verschillende bodems die voorkomen in België en bespreek waarom ze zich daar bevinden. Maak een profielontwikkeling van de bodem respectievelijk 10km ten zuiden en 40km ten noorden van Sint-Truiden.
  3. 3 stellingen:
    1. De stijging van het CO2-gehalte in de atmosfeer loopt volgens een thermodynamisch evenwicht.
    2. Bij een zeespiegelverlaging treedt er altijd een terugschrijding van de rivier op.
    3. Als het debiet in een Ardense rivier stijgt, zal ook het beddingstransport stijgen. Het beddingstransport gebeurt synchroon met het verloop van het waterdebiet
  1. Excursie: bespreek enkele zelfgemaakte profielen van de kust in de panne tot 2 km voorbij Adinkerke op basis van een topokaart (gegeven) en bespreek de verschillende sediment milieus en afzettingen.
  2. Bespreek de nijl van bron tot monding met de verschillende bijrivieren.
  3. 3 stellingen
    1. iets over vergelijken van bodems in belgië en globaal
    2. sedimenten in bedding en alluviale vlakte van een meanderende rivier
    3. iets over een bergrivier waaruit de grote stenen worden uitgehaald en de invloed daarvan op overstromingen daar en stroomafwaarts
  1. Excursie: Bespreek de verschillende geomorfologische processen ten noorden van Ault en duidt aan op de kaart (gaat tot het estuarium van de Somme) + leg de evolutie van de kustlijn in dit gebied uit ahv 3 à 4 kaartschetsen
  2. Alle elementen van de debietshydrograaf uitleggen en nog enkele zaken die de vorm van de curve bepalen:
    1. afvloeiingsprocessen
    2. vorm van het stroomgebied
    3. riviertopologie
  3. 3 stellingen:
    1. biodiversiteit is lager in een klein gebied
    2. de beddingsmorfologie(stroomribbels, afzettingsgrind,...) is gevoeliger voor debietsverandering bij de Dijle dan bij een Frans bergriviertje
    3. Een luvisolbodem is meer uitgeloogd dan een podzol en komt daardoor zuidelijker voor.

Paulissen

  1. Een hoogtelijnenkaart is gegeven. Bespreek: reliëfvorm, reliëfvormgroep, vormeenheden. Geef een interpretatie van het gebied met behulp van een profiel en geef de ontstaansevolutie.
  2. Geef een goeie definitie van een estuarium. Bespreek waar ze zich bevinden, hoe ze ontstaan en geef de morfologie. Het antwoord krijgt een meerwaarde als je het kunt koppelen met de gezien Belgische of Franse kusten.
  1. Kaartje bespreken van de onthoofding van de Moezel
  2. Belangrijkste eigenschappen voor erosie-denudatie van een rotsmassa bespreken (spleten buiten beschouwing gelaten)
  1. Bespreek de factoren die de energie en afmetingen van een golf bepalen en wat bepaalt de uitwerking van een golf op het strand.
  2. Bespreek de afhankelijke en onafhankelijke variabelen die een cuesta (of een ander structureel reliëf) bepalen (vb cuesta).

Tweede zit

Verstraeten

  1. Maak een tekening van het Aralmeer tot de Noordpool waarin de meest belangrijke kenmerken m.b.t. het klimaat, vegetatie, reliëf, ecologie ... in voorkomen.
  2. Figuur uit handboek pg 332 figuur 14.5 welke factoren moet je bij de pijlen plaatsen zodat het schema klopt?

Paulissen

  1. Geef en bespreek de belangrijkste kenmerken ivm de erodeerbaarheid van een gesteente (hoofdstuk 4 in de cursus)
    1. cohesie
    2. porositeit vs permeabiliteit (primair <--> secundair)
    3. waterverzadigingsgehalte (Is)
    4. dichtheid van het spletennet
    5. chemische samenstelling
  2. Reliëfvormen, vormeenheden en veel meer
  3. Excursie: Geef een geologische en topografische doorsnede van de Cap Blanc Nez en de Cap Griz Nez ..

2006

Eerste zit

Verstraeten

  1. Geef de bodems van België ( volgens FAO classificatie)+ in welke situatie komen ze voor+ welke bodem aan duinen, ten NO van Leuven (50km) en ZO van Leuven (25km) en bespreek uitgebreid het profiel van die laatste 2
  2. 4 stellingen:
    1. Als de erosiebasis van een rivier verlaagt, gaat die rivier altijd terugschrijdende erosie uitvoeren
    2. Dominant debiet van een rivier is het meest voorkomende debiet
    3. Het kappen van het tropisch regenwoud heeft een grotere impact op broeikaseffect dan opschuiven klimaatsgordels in NAm en Siberië
    4. Als een bergrivier elk jaar wordt uitgegraven en beddingsmateriaal langs kant gelegd wordt, geeft dit bescherming tegen overstroming van de beddingen en dalen
  3. Excursie: Beschrijf het kustprofiel van Ault tot de Panne, zeg waar erosie is, en waar opbouw en vertel ook iets over de processen.
  4. Bespreek Nijlbekken. Het regime bespreken over gans het verloop
  1. Zijn de stellingen correct?
    1. De beddingsmorfologie is bij de Dijle gevoeliger bij debiet verandering dan in een franse bergrivier.
    2. Bimodale debietshydrograaf verandert na 1 regenbui door vorm stroombekken en de topologie
    3. Bodemtypes van FAO kunnen gezien worden in een gesloten systeem
    4. CO2 concentratie kent een hydrodynamisch evenwicht
  2. Excursie: profiel van Calais tot Abbeville, duidt Picardië, Artesië en Boulonnais aan + het bodemgebruik.
  1. Maak een dwarsprofiel van een verwilderde en een meanderende rivier en duidt hier de sedimentologische en morfologische structuren op aan zodat duidelijk wordt hoe deze rivier een dal een dal vormen. duidt ook aan waar je kleiafzettingen kan vinden.
  2. 4 stellingen
    1. Podzol vindt men meer noordwaartst dan luvisol en zijn daarom minder uitgeloogd
    2. Da de vegetatie op het australisch continent op dezelfde breedtegraad sterk verschillend is (woestijn tot tropisch regenwoud) is voornamelijk te wijten aan neerslagverschillen die verschillen naar gelang de hoogte
    3. Iets van gletsjers en primaire en secundaire successie
    4. Gegeven is grafiek van toename van CO2 en dan moet je zeggen of dat gemeten is op Mauna Kea ofzoiets
  3. Een foto van tor's en van de NPP variatie in de wereld. Wat betekent dit?
  4. Excursie: bespreek het rivierpatroon en de drainagedichtheid in de Boulonnais en Artesië.

Paulissen

  1. Ge krijgt een kaartje, duidt daarop structurele reliëfs aan+ uitleggen+ teken profiel
  2. De factoren die invloed hebben op de energie van een golf en de eigenschap waarmee men de uitwerking van een golf op het strand kan afleiden
  3. Excursie: bespreek de 3 soorten kliffen die we op excursie gezien hebben adhv morfologie, proces en snelheid proces.
  1. Definieer rivierterras. En geef de verschillende soorten rivierterrassen.
  2. Geef 2 strandprofielen
  3. Excursie: een kaartje en een luchtfoto van de Westhoek in De Panne (zie excursiebundel). De vraag: duidt alle belangrijke reliëfvormen (duinvormen) aan, geef aan waarom je ze zo benoemt en leg aan de hand van een tekening de evolutie van een duinprofiel uit.
  1. Illustreer met een concreet voorbeeld het belang van schaal in reliëfanalyse. Je antwoord krijgt een meerwaarde als je dit kan toetsen aan je observaties van op excursie
  2. Bespreek de kenmerken van marien beïnvloede kustnabije reliëf. Je antwoord krijgt een meerwaarde als je dit kan koppelen aan de excursie
  3. Excursie: gegeven is topokaart van de buurt van Ault
    1. duidt alle terreinvormen aan
    2. duidt aan tot waar kustwerking actief is
    3. bespreek de evolutie van dit gebied, te beginnen bij de oudste reliëfeenheid

Tweede zit

Verstraeten:

  1. Geef alle componenten van een debietshydrograaf, en leg uit wat de invloed is van volgende eigenschappen op een debietshydrograaf: a) De verschillende componenten van waterafvoer. b) De vorm van het stroombekken. c) De bifurcatieratio van het stroombekken.
  2. Stellingen:
    1. Hoe dichter bij de evenaar, hoe dieper de verwering. Daarom vinden we podzolbodems, die sterker verweerd zijn, zuidelijker dan luvisolbodems.
    2. Als een Ardens riviertje een debietsverhoging meemaakt, zal de verweringssnelheid van de bedload evenredig zijn met het debiet.
    3. Hoe meer versnippering, hoe minder biodiversiteit.
    4. Grafiekje van de koolstofcyclus, met oa die 'unidentified sink' op. Stelling: Dit is de meting van CO2 in de atmosfeer vanop Mauna Kea.
  3. Excursie: Maak aan de hand van enkele profieltjes de structuur van de duinen in de Panne duidelijk, tot 2 km het land in.

Paulissen:

  1. Geef de kenmerken van marien beïnvloede kustnabije reliëfs. Dit koppelen aan wat je gezien hebt in België/Frankrijk is een surplus.
  2. Geef de drie belangrijkste gesteente-eigenschappen van de Selby-methode. Waarom is het belangrijk dat we de sterkte van rotsmassa's kennen?
  3. Topografische kaart met een deel van het Atlasgebergte bespreken. Welke reliëfvormen en structuren.
  4. Bespreek zeestromingen, getijdestromingen en kuststromingen ivm sedimenttransport.

2005

  1. Vergelijk de Maas en Demervallei. Bespreek morfologie, sedimenten, riviervorm, afzetting ...
  2. Pathways, van een kustvlakte
  3. Bespreek schema van ecosysteem ( eerste uit cursus) en geef voorbeelden uit murray darling en colorado rivier
  4. Bespreek cuestarelief qua morfologie en rivieren + ontstaan
  1. Teken een N-Z profiel vanaf de dorpskern in gelrode tot aan de demer. + bespreken natuurlijk (hoe ontstaan, welke bodems, welk landgebruik, vegetatie enzo)
  2. Teken een dwarsdoorsnede van een kustprofiel.
  3. Leg uit: jurassisch reliëf aan de hand van 3 à 4 zelf te tekenen schetsen. (z'n bijvraag was: teken een dwarsdoorsnede van de combe tot aan de synclinale rivier)
  4. Leg uit verwilderde rivier en meanderende rivier aan de hand van een dwarsprofiel. (Alles qua morfologie en afzettingen)
  1. Geef drie afgesneden meanders die we gezien hebben op excursie, hun genese en hun verder evolutie.
  2. Bespreek de interactie tussen kustprocessen en fluviatiele processen voor de Donau, de Nijl (voor en na de bouw van de Aswan dam), de Mississippi, de Ganges en de Schelde. Besteed hier vooral aandacht aan de morfologie.
  3. Geef een opsomming van de bodems (FAO) die voorkomen in België, waar ze voorkomen en waarom daar. Geef ook een volledig profiel voor de bodem die voorkomt in het gebied 25 km ten ZO van Leuven en die die voorkomen 50 km ten NO van Leuven.
  4. De rivieren in de Beligische leemstreek en in de Franse Alpen waren oorspronkelijk meanderend. Ongeveer 1500 jaar geleden vond in beide regio's een gelijkaardige landgebruiksverandering plaats (ontbossing). De rivieren in de Franse Alpen werden toen verwilderd, die in België bleven meanderend. Leg aan de hand van dit voorbeeld voor zover mogelijk de begrippen recovery, relaxation, equilibrium uit. Wat is het verschil tussen de rivieren in de Franse Alpen en die in België?

2004

Eerste zit

  1. Maak een catena van Boortmeerbeek tot aan de Dyle in Haacht. Bespreek de elementen van het fysisch systeem en geef de onderlinge relaties. andere excursievraag: Teken een profiel van aan de Demer tot Gelrode dorp (Eikelberg etc.) en bespreek de elementen van het fysisch systeem en geef de onderlinge relaties.
  2. Woordjes: NPP, ruz, tafoni, neck, cambisol en Norht atlantic Deep Water.
  3. Bespreek opdracht ivm meren in het kader van het fysisch systeem, licht daarbij begrippen als recovery, relaxation en sensivity toe.
  4. Reliefsinversie: wat? Geef 5 voorbeelden.
  5. Bespreek alluviale vlakte en structuur van meanderende rivier vs verwilderde rivier
  1. Bespreek rivierprofiel en kustevolutie bij relatieve zeespiegelstijging.
  2. Het tekeningetje waarop verschillende vormen van stroomgebieden staan met eronder telkens een hydrograaf met debiet.
  3. Woordjes, voor zover ik ze nog weet: ferralsol, muren, talus slope, Vauclusebron, desert pavement, en nog een paar.
  1. Excursie: situeer op topokaart 3 voorbeelden van afgesneden meanders. Leg hun genese uit en de evolutie na de afsnijding.
  2. Woordjes: histosol,butte,bifurcatieratio, imbricatie,tor, calanque
  3. Bespreek opdracht ivm meren in het kader van het fysisch systeem, licht daarbij begrippen als recovery, relaxation en sensivity toe.
  4. Bodems in België: welke, waar, en waarom daar... ook het bodemprofiel geven 50 km ten NO en 25 km ten ZO van Leuven
  5. Bespreek de verschillende componenten van de koolstof-cyclus en de veranderingen in de flux gedurende de laatste decennia/eeuwen. Wat zou de impact zijn van ontbossing in tropisch gebergtegebied? Idem voor not-till landbouw?
  1. Excursie : 3 structurele reliëfs
    1. op topokaart bundel
    2. structurele kenmerken
    3. waar van toepassing: riviertypes (obsequent, subsequent, ...)
    4. structureel karakter op lokaal of regionaal profiel)
  2. anthrosol, combe, aquiclude, underfit river, salina, calcicool vs calcifuug
  3. Bespreek opdracht ivm meren in het kader van het fysisch systeem, licht daarbij begrippen als recovery, relaxation en sensivity toe.
  4. N - S coupe van Noorwegen (poolcirkel) tot Congo (evenaar)
    1. veranderingen in ecosystemen, bodem, dominante geomorfologische processen & landschappen
  5. Rivieronthoofding + 4 mogelijke oorzaken schetsmatig uitleggen