Naar inhoud springen

Micropaleontology and Paleoenvironmental Reconstruction

Uit Atlas Examenwiki
Versie door Admin (overleg | bijdragen) op 8 dec 2023 om 22:50

Professors: Robert Speijer, Stephen Louwye, Etienne Steurbaut & Thijs Vandenbroucke
What? Three times in Leuven and five/six in Gent, classical course and practicals
Studiepoints 6
Exam Written

===January 2019===

#Partim S. Louwye

#*Describe the phylogenetic relationship between dinoflagellates and acritarchs through time. Give the factual and hypothetical elements. #*Why is the fossil record for dinoflagellates - to a certain degree - selective. #*Give a detailed paleo-ecology of diatoms and give a good example of how it can be used for paleoenvironmental reconstruction.

#Partim Th. Vandenbroucke

#*Give a lab-treatment scheme of a sample from the Upper Ordovician in chronological order in bulletpoints. #*A core is drilled with two samples, given on a figure, with sample (1) being of an offshore marine-shelf facies and sample (2) an onshore shallow marine facies. Which microfossils can be found after the treatment used above in sample (1) and describe in a few lines the paleobiology, the stratigraphic range and its usefulness in the Ordovician. #*How will the relative abundance differ in sample (2). #Partim R. Speijer #*What is meant by the P/B ratio? #*During which geological time interval can it be applied to? #*Discuss the principles behind the P/B ratio and give a good example showing your knowledge on its application, benefits and limitations. #Partim E. Steurbaut #*General definition of calcareous nannofossils. #*Preservation potential and determining factors #*Headlines of Cenozoic evolutionary history in general terms #*Strengths and weaknesses of discipline #*Supporting role in other (non-bio-)stratigraphic disciplines #*Describe two recent Haptophyte families in the Paleogene and give their morphology and optical behaviour.

===Januari 2018===

#Een staal uit het Ordovicium wordt onderzocht op microfossielen. #*Hoe bereid je een staal voor voor onderzoek naar palynomorfen. #*Welke palynomorfen zouden hierin terug te vinden zijn? Leg kort uit wat deze zijn (morfologie, stratigrafie, evolutie etc.) in enkele lijnen. #*Stel, een boring wordt uitgevoerd in pakketten uit het Laat-Ordovicium (~200.000 jaar). Hoe evolueren deze palynomorfen tov elkaar doorheen het transect. Hierbij is een tekening gegeven met een transgressie en regressie. #Kalkschalige nannofossielen. Leg uit: 1. Definitie 2. Belangrijke evoluties en extincties 3. Voor- en nadelen in de biostratigrafie 4. Tafonomie 5. Zygodiscaceae #Dinoflagellaten, bespreek morfologie, tafonomie, reproductie, stratigrafisch belang, environmental parameters en habitat. Een dinoflagellaat X wordt teruggevonden in een boring. De highest occurence is 13.2 Ma en de boring is gedaan in een dieper gedeelte van een basin. Er wordt een tweede boring uitgevoerd in hetzelfde basin, maar nu bevindt zich dit dichter bij de kust. Hierin wordt ook dinoflagellaat X gevonden, maar de highest occurence is 15 Ma. Wat is/zijn mogelijke verklaring(en) hiervoor? #Je wordt als geoloog verantwoordelijk gesteld voor het onderzoek naar paleo-environmental research in de Boomse Klei. Hier gaat het om het deel tussen septarianiveau 30 en 40. (S30-S40) Je doet onderzoek in ontsluitingen in Vlaanderen en op boorkernen van Nederland. Hoe zou jij dit aanpakken? Je onderzoek hoeft niets te maken hebben met microfossielen. Voor deze vraag is er een hele uitleg gegeven over de Boomse Klei + extra logs zijn gegeven. Hierin wordt gesteld dat enkel rond de septarialagen kalkschalige microfossielen aanwezig zijn. Aangezien septaria concreties zijn van kalk en vlak na de diagenese gevormd zijn, moet je hiermee rekening houden. Wat zou je verwachten te vinden langs een N-Z transect door Vlaanderen en Nederland?

===Januari 2010===

#Je wordt verantwoordelijk gemaakt voor de exploratie van een pas via boringen ontdekt Paleozoische sedimentatiebekken onder het ijs van Antarctica. Welke analyses met organische microfossielen stel je voor om uit te voeren op de boringen om zo maximaal mogelijk geologische info te bekomen en geef uitleg. #Het eerste voorkomen van de dinoflagellaatcyst AAA in het mediterrane bekken is gesitueerd op de grens tussen de etages Tortoniaan en Messiniaan, astronomisch gecalibreerd op 7,25 Ma. Recentelijk werd vastgesteld dat deze dinoflagellatencyst bijna 2 Ma later voor het eerste voorkomt in sedimenten op hoge breedtegraden in de Atlantische Oceaan. Welke mogelijke verklaringen kunnen hiervoor aangevoerd worden? #Ostracodenzijn slechts beperkt geschikt voor stratigrafie. Leg uit waarom dat zo is en bespreek voor welke speciefieke toepassingen de studie van ostracoden dan wel zeer nuttig is. #Bespreek de verschillende wandstructuren van foraminiferen en de rol hiervan in de systematische indeling. Welke bijdragen tot deze systematische indeling leveren moleculaire studies van genetisch materiaal van foraminiferen? #Waarom hebben kalkschalige nannofossielen een groot biostratigrafisch belang (5 criteria)? Vraagt hij altijd #Leg uit: #*discoasters #*biozone NP10 #*gebruikte technieken en apparatuur voor onderzoek van nannofossielen